Het was het zoveelste zware ..

en moeizame debat voor staatssecretaris Maarten van Ooyen afgelopen week in de Tweede Kamer. Voor de zoveelste keer deed hij een poging de Kamer mee te krijgen in zijn visie op de Jeugdzorg. De man is niet te benijden. Hij moet pogen een financieel volledig uit de hand gelopen proces te herstellen. Tegelijkertijd moet hij een visie ontwikkelen over de toekomst van de Jeugdzorg. De resultaten tot nu toe leidden vooral tot veel commentaren, ingezonden brieven, verontruste ouders en een Tweede Kamer die roept ‘Wat hebben jongeren er nu aan.’

Over dat financieel uit de hand gelopen proces: in 2015 werden gemeenten verantwoordelijk voor Jeugdzorg. Voordien waren dat de rijksoverheid en de provincies. ‘we gaan onze eigen jeugd helpen’ zeiden de gemeenten. Dat hebben we geweten. Vijfentwintig jaar geleden kreeg 1 op de 27 kinderen jeugdzorg, nu is dat in sommige steden al 1 op de 6. Het aantal kinderen en jongeren met problemen is never en nooit zo enorm toegenomen om deze cijfers te rechtvaardigen. Dat is het dus niet. Natuurlijk is er sprake van een ongezonde prestatiedruk bij jongeren oa gevoed  door sociale media, nogal wat gezinnen kampen met opvoedingsproblemen door het hoge aantal scheidingen. Maar dat verklaart natuurlijk niet deze ongebreidelde groei, zeggen deskundigen.

Er is meer aan de hand. En daar willen  beleidsmakers en politici maar moeilijk aan. Dat is het systeem. Dat is hoe we vanaf 2015 de wereld van zorg en welzijn hebben georganiseerd. Het toenmalige kabinet (drie keer raden) was ook bij dit onderdeel van mening dat de marktwerking haar uitwerking niet zou missen. Het zou leiden tot betere kwaliteit tegen beheersbare kosten. Ook dat hebben we geweten.

Onderzoekjournalisten van Follow the money hebben vorig jaar pijnlijk blootgelegd wat de marktwerking heeft betekend voor de Jeugdzorg. Namelijk dat het systeem voor veel zorgaanbieders een oneindig verdienmodel is geworden. Het aantal zorgaanbieders is sinds 2015 gestegen van 120 naar 6000 (!) nu. Gemeenten zouden jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper gaan regelen. De cijfers laten zien dat het tegenovergesteld gebeurde. Gemeenten hebben geen grip en controle over de uitgaven binnen de jeugdzorg.

Uiteindelijk moesten gemeenten zoveel geld uitgeven aan jeugdzorg dat ze het financieel niet meer konden bolwerken. Den Haag moet met meer geld over de brug komen, luidde de boodschap. En dat lijkt nu de voortdurende strijd te worden tussen ministerie en gemeenten. Meer geld anders lukt het ons niet meer.

Bij het aantreden van het huidige kabinet is toegezegd dat de marktwerking een halt zou worden toegeroepen. Weinig van terechtgekomen tot nu toe. Terwijl daar wel de sleutel ligt voor noodzakelijke veranderingen. Gemeenten moeten niet alleen reflecteren op de ontstane situatie maar moeten ook open staan voor alternatieven. Gemeenteraden moeten hun verantwoordelijkheid hierin nemen en niet alleen maar wijzen naar de overheid en roepen om meer geld.

Gemeenten werden in 2015 verantwoordelijk voor de Jeugdzorg. Dat betekent ook dat gemeenten  verantwoordelijk zijn om het systeem aan te passen. Mogelijkheden zijn er!

Kijk bijvoorbeeld naar de gemeente Zutphen. Daar is het mes gezet in het legioen van zorgaanbieders. De gemeente heeft nu een vierjarig contract met een beperkt aantal jeugdhulporganisaties  voor een vast bedrag waardoor alle partijen weten waar ze aan toe zijn.

Leestip voor gemeenteraadsleden:  ‘Jeugdzorg in het rood’ van Follow the money.

Hans Kuipers

Ambassadeur www.scotwente.nl